Een eeuw geleden, te midden van de grimmige dagen van de Eerste Wereldoorlog, waagden honderden Nederlanders zich aan de allereerste meerdaagse fietstocht in eigen land. Op zoek naar dat verleden volgt Bart hun duizend kilometer lange spoor.

 

Onderweg ligt het conflict voortdurend op de loer. Fietsen in oorlogstijd krijgt zelfs een letterlijke betekenis als z’n beste kameraad Sikko zonder opgaaf van reden de vriendschap opzegt. De strijd die dan losbarst verloopt even onvoorspelbaar als absurd.

 

Inclusief GPX van de fietstochten:

  • Rijwiel Toeristen Rondrit 1917 (Rondom Nederland, met controleposten en originele route)
  • Dwars door Duitsland (Salzburg - Roermond)
  • Frontlinie WO I (Breskens - Nieuwpoort - Bazel)
  • Expeditie Noord-Zuid over gravelwegen (Heerlen - Roodeschool)

Ik ontvang graag het e-boek 'Fietsen in oorlogstijd'. Na ontvangst van het e-boek en de betaallink maak ik het verschuldigde bedrag over.

Oorlogsverklaring

Naast ons staat het standbeeld ‘De stille genieter’. Of beter gezegd, het kunstwerk ligt in de van kinderkopjes opgetrokken plantenbak. De gietijzeren man rust op z’n rug tussen de welig tierende hedera. ‘Wat een toepasselijke sculptuur, precies op de plek waar ooit opa’s geboortehuis stond. Hij zou dat als eerste hebben beaamd.’
      M’n oom knikt, terwijl de miezer op ons neerdaalt tussen kerk, café en winkel in het Twentse dorp Vasse. ‘Het is alleen geen dag om buiten te zijn. Wat een baggerweer, ik ga terug. Pak jij toch ook de trein naar huis. Je mocht je fiets een eeuw geleden toch al meenemen in de trein?’
      ‘Niks daarvan! Ik moet en ik zal deze rondrit uitrijden. Het enige dat ik pak is m’n mobieltje. Om te checken hoelang het blijft regenen.’
      ‘Doe dat ding toch weg, de lucht is zo klaar als een klontje. Aan deze motregen komt voorlopig geen eind. Daarentegen zou ik wel een regenjas aantrekken. Van fijne regen en fijne mensen word je het meest nat.’
      ‘Waar staat die uitdrukking nou weer voor?’
      Op het scherm verschijnt een appje. Van m’n boezemvriend Sikko! Z’n eerste woorden zijn zichtbaar. ‘Onze vriendschap is voorbij.’
      ‘Ze bedonderen je zonder dat je het doorhebt,’ antwoordt m’n oom.
      Ik plaats m’n hand op de leuning van de mozaïekbank. ‘Sorry, ik moet er ook even bij gaan zitten.’
      ‘Je wordt toch niet als je grootvader die de hele dag op de stoel zat?’
      ‘Nee, ik geloof m’n ogen niet.’ Ik open het appje en lees meermaals de onbevattelijke woorden. ‘Dit bericht van Sikko is veel erger dan onze Landschaftsweh over de onherstelbare ingrepen in het landschap.’

 

 

M’n gedachten gaan terug naar gistermiddag. Luide loze kreten deden me vermoeden dat Sikko was vastgelopen in het suikerzand. Zelf moest ik ook alle zeilen bijzetten om m’n fiets, toch zo robuust als een pantservoertuig, rollende te houden. Aan het eind van de zandweg wachtte ik op hem, bij de kei waarop de opvallende knik in de snelweg wordt uitgelegd. Met die historische wetenswaardigheid probeerde ik de gemoedstoestand van m’n chagrijnig door het zand stappende kameraad weer op te vijzelen.

      ‘Kijk eens naar die struiken. Decennia terug, ten tijde van de snelwegaanleg, wisten ecologen al dat je zuinig moet zijn op de monumentale jeneverbessen die hier gedijen. Net zoals op een hechte vriendschap.’

     ‘Let dan eens een keer op! Kon je me niet overeind helpen?’

     Verrast keek ik hem aan. ‘Ben je dan gevallen?’

     Sikko klopte het zand van z’n broek af. ‘Ik schrok van het slappe zand, m’n racefiets gleed onder me uit en ik belandde op het frame.’

     ‘Gelukkig kan je stalen ros tegen een stootje. Dit is al de tweede val die jullie overleven. Ik ga bijna denken dat je tweewieler echt van staal is.’

     Z’n daaropvolgende kwinkslag deed me vermoeden dat het ergste alweer achter de rug was. ‘De hulpkist is opnieuw overbodig.’ Spitsvondig voegde hij eraan toe: ‘Ook niet op onze langste fietsdag ooit.’

     Nabij het treinstation van Delden aten we traditiegetrouw patat, haalden herinneringen op aan onze laatste monstertocht naar het Zuid-Hollandse Noordzeestrand en toostten op onze zoveelste geslaagde dag. Terwijl koude colablikjes kletsten, keken we elkaar diep in de kijkers.

     Sikko blikte al vooruit. ‘Doen we weer gauw een rondje Biesbosch?’

     ‘Prima, dan geef ik je ook m’n boek.’

     ‘Ik ben reuzebenieuwd naar je zoektocht. Maar laat eerst maar eens weten wat je morgen hoort. Wie weet zijn je opa’s ware oorlogshelden.’

 

‘Bart!’ M’n oom brengt me terug in de realiteit. ‘Wat is er aan de hand?’

     ‘Het stortregent en ik voel in al m’n haarvaten hoe het is om door je beste vriend te worden verraden.’

     ‘Wat schrijft hij?’

     Ik bestudeer Sikko’s kennisgeving andermaal. Negen doffe ellende belovende woorden staren me aan, hardop lees ik ze voor. ‘Onze vriendschap is voorbij, ik verklaar je de oorlog.’

     ‘Maar jullie zijn toch al sinds de studie de beste vrienden? Waarom dat nou zo ineens?’

     ‘Als ik dat eens wist.’