Fietsende oude mannen

Gepubliceerd op 28 mei 2025 om 21:35

Daar gaat weer zo'n stel. Een senioren echtpaar dat het gehele fietspad bezet. De vrouw rechts, de man pontificaal ernaast. Zelfs op hun sjoemelfietsen komen ze langzamer vooruit dan m’n zoon en ik. De situatie die zich voor onze ogen ontvouwt is van kilometers afstand te voorspellen.

 

 

Om ze niet de stuipen op het lijf te jagen, klinkt reeds van veraf m’n bel. De vrouw registreert dat als enige en draait haar hoofd in de richting van haar eega. Die fietst onverstoorbaar verder. Enkele tellen later snauwt ze: ‘Aan de kant, man!’ Verschrikt veert hij op van z'n zadel, kijkt verdwaast om zich heen en beseft dan pas wat er gaande is. Rap maakt hij plaats. Met z'n voorwiel tikt hij nog net niet het achterwiel van z'n vrouw aan.
     Gemoedelijk groetend glijden we ze voorbij op onze biobikes. Eenmaal buiten gehoorafstand (en dat is al heel snel), wend ik me tot m'n puberzoon. 'Zo gaat het nou altijd. Die oude mannen horen nog maar een fractie van wat de vrouwen meekrijgen.'
     Het is een niemendalletje op onze fietstocht. Zodra de zeldzame spetters van dit voorjaar uit de betrokken lucht op ons neerdalen, hebben we van geen enkele senior meer wat te vrezen. Wij moeten wél door, m'n 15-jarige zoon onverdroten voorop. Hij had van de winter aan een half woord genoeg om deze kans te pakken. Zodra hij in de smiezen had dat ik ná onze gezinsvakantie per fiets huiswaarts zou keren, wilde hij mee. Dat hij tegen die tijd al lang en breed weer in de schoolbanken moest zitten, bracht hem niet van z'n stuk. 'Dan fietsen we toch samen naar Noord-Frankrijk!'
     En zo trekken we over de Belgisch-Duitse Vennbahn, langs de Duitse rivier de Saar en langs het Franse Canal de la Sarre zuidwaarts. M'n zoon continu aan de binnenkant en ik, als z'n hoeder, ernaast. Nog steeds, zullen we maar zeggen, want hij is inmiddels een halve kop groter dan ik. Aanvankelijk trekken de heuveltoppen van de Ardennen en de Eifel aan ons oog voorbij. Daarna overheerst de rust. Nota bene op de jaagpaden waar ooit mens en paard zweetparels zwoegden om trekschuiten vooruit te krijgen op drukbevaren kanalen.
     Opeens zwemt ons iets tegemoet. Een geschrokken senior die te water is geraakt? Gisteren bleef het bij gissen. Een bever? Een uit de kluiten gewassen rat? Nu geeft het gewei meteen z’n identiteit prijs. Maar kunnen die beesten dan zwemmen? Hoe komt hij in het water terecht? En, veel belangrijker, hoe komt hij er weer uit? In blinde paniek probeert de pechvogel de droge wal te bereiken. De ene oever? Nee! De andere dan? Nee! Hoge, roestbruine ijzeren platen begrenzen het kanaal en de schepen van weleer varen hier allang niet meer. Deze ree zit als een rat in de val.
     Een wegbeheerder van ‘Pays de Sarrebourg’, die ons achterop komt, heeft de tragedie reeds opgemerkt. De nog jonge ree koerst recht op hem af, de man knielt aan de waterkant en lokt hem. De paniek valt in zijn ogen af te lezen en in plaats van z'n redding tegemoet te zwemmen, keert de ree de kant. De levensgevaarlijke, welhaast onvermijdelijke toekomst tegemoet.
     De beambte roept de hulp van de brandweer in, voor ons is het te fris om nog langer stil te staan. Snel trappen we ons weer warm. Als ik me een uurtje later hardop afvraag hoe het met de drenkeling zal zijn afgelopen, roept m’n zoon spontaan: 'Daar ligt er één.'
     'Eerder zag je al een tak aan voor een krokodil. Moet ik je echt geloven?'
     ‘Kijk dan beter!’
     We stoppen. Aan de kant drijft inderdaad het ontzielde lichaam van een ree. Nou ja, het op sterven na dode. Uit z’n bek komt af en toe een kleine luchtbel. ‘We zijn net te laat.’
     Weer onderweg leest m'n zoon me de les. 'Je mag wel wat beter opletten, hoor.'
     Speurend naar een volgend dodelijk slachtoffer van het meedogenloze kanaal spurt m'n zoon plotsklaps vooruit. Prachtig, een rasechte Van der Aa! Die ruikt al de stal van onze vakantiewoning! Meteen ga ik achter hem aan.
     'Papa!'
     Ik trap mezelf met de nodige moeite naast hem. ‘Ja, jongen?’
     ‘Hoor je dat dan niet!'
     ‘Wat?’
     ‘Die bel!’
     Verwonderd draai ik me om. Geschrokken knijp ik in m’n remmen.
     'Ik fiets voortaan wel aan de buitenkant, papa. Jij wordt al oud.’

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.